We gaan voor een veilig, samenhangend, robuust, betrouwbaar, schoon, stil en gezond mobiliteitssysteem dat bijdraagt aan een concurrerende en duurzame economie en mensen in staat stelt mee te doen aan de samenleving en zo bijdraagt aan de brede welvaart van Brabant.
De vraag naar mobiliteit zal naar verwachting ook de komende jaren alleen nog maar verder toenemen. Dat terwijl we duidelijk in een nieuwe financiële realiteit zitten. Niet alleen vanwege teruglopende provinciale middelen. De uitdaging OV ‘back to normal’ na corona en de instabiliteit bij infra projecten door stikstof maken de opgave niet makkelijker. Dat vraagt om nog scherpere keuzes en een slag dieper reserveren voor de belangrijkste opgaven. Een overzicht is opgenomen in de Programmering Mobiliteit 2022-2030.
Juist nu moeten we blijven werken aan de doorontwikkeling van het totale mobiliteitssysteem in Brabant. Dat doen we vanuit de ontwikkeling van een viertal robuuste en betrouwbare netwerken (OV-netwerk, wegennet, (snel-)fietsnetwerk en goederencorridor) die we goed met elkaar verbinden tot een samenhangend systeem. In 2020 is het beleidskader Mobiliteit: Koers 2030 vastgesteld met daarin de ambities voor de verschillende netwerken voor de komende jaren.
In het Toekomstbeeld OV 2040 (TBOV 2040) is het beeld geschetst van het OV-netwerk (inclusief spoor) voor Zuid-Nederland. Samen met de minister werken we aan afspraken om het geschetste eindplaatje te realiseren. De eerste stap is reeds gezet met afspraken over de ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch als (spoor-)knooppunt. We zetten in op vervolgafspraken. Ook voor Eindhoven als onderdeel van het MIRT-onderzoek Brainport.
2022 wordt ook voor infrastructurele projecten een uitdagend jaar. We zetten maximaal in om de uitvoeringskracht op peil te houden. In de samenwerking met het Rijk (bijvoorbeeld bij A58, A67, PHS en Wilhelminakanaal), maar zeker ook voor projecten waar de provincie direct verantwoordelijk is voor de uitvoering (bijvoorbeeld N279 Veghel – Asten, reconstructie N65, nieuwe verbinding N69 en N282). We gaan binnen de projecten zo goed als mogelijk om met externe factoren zoals de stikstofproblematiek en gerechtelijke procedures bij RvS en daaruit voortvloeiende onzekerheid voor de projectplanningen. We zetten in op het maximaal haalbare uitvoeringstempo.
Een schoon, stil en gezond mobiliteitssysteem kan niet functioneren zonder goede faciliteiten voor de actieve verkeersdeelnemers: fietsers en voetgangers. In de samenwerking met onze BrabantStadpartners focussen we op de aanleg van aan een robuust netwerk van snelfietsroutes en werken we aan het optimaliseren van de keten fiets-OV. Samen met de regio’s stellen we de Brabantse input op voor het Nationaal Toekomstbeeld Fiets 2040.
De corona effecten voor de lange termijn zijn nog onzeker, we benutten in ieder geval de geleerde lessen om een extra stap te zetten in de mobiliteitstransitie door nog meer in te zetten op spreiden en mijden. Op basis van de integrale mobiliteitsanalyse van het ministerie kunnen we concluderen dat de mobiliteitsvraag blijft groeien onder andere door bevolkingsgroei en de woningbouwopgave. De groei in het thuiswerken zal de spits waarschijnlijk iets afvlakken, maar naar verwachting zullen er ook in Brabant files blijven bestaan. In die mobiliteitsaanpak zijn gedragsmaatregelen zeer effectief en efficiënt, zoals thuiswerk campagnes, onderwijsaanpak, werkgeversaanpak en pakketten met flankerende maatregelen (A2 en A50). Komend jaar benutten we om passende indicator(en) om de effecten van deze aanpak te kunnen monitoren.
We willen de komende jaren intensiever samenwerken met de regio en streven naar een gezamenlijke agenda met Regionale Mobiliteitsprogramma’s (RMP’s). Per regio streven we ernaar om de strategische opgaven voor de komende jaren in te klikken, gekoppeld aan een systematiek van reserveren en sparen op basis van bestuurlijk commitment bij zowel provincie als gemeente.