Provinciale heffingen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Eén van de inkomstenbronnen van de provincie betreft de provinciale heffingen. Deze bestaan uit:

  • de heffing opcenten op de motorrijtuigenbelasting;
  • de Grondwaterheffing;
  • de Nazorgheffing in het kader van de Leemtewet;
  • diverse leges.

De provincie kent geen kwijtscheldingsbeleid voor provinciale heffingen.

 

Heffing opcenten motorrijtuigenbelasting

Terug naar navigatie - Heffing opcenten motorrijtuigenbelasting

De opbrengst uit de opcenten motorrijtuigenbelasting is één van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor de provincie. Op grond van artikel 222 van de Provinciewet worden provinciale opcenten geheven. De opbrengst wordt tot de algemene dekkingsmiddelen gerekend. Dit betekent dat aan de besteding geen voorwaarden zijn verbonden.
De raming en de realisatie van de opcenten wordt bepaald door de uitkomst van het aantal personenauto’s en motoren maal het tarief. Het tarief is een percentage waarmee de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting –die van rijkswege wordt geheven op personenauto’s en motoren – wordt vermeerderd. De meeropbrengst die dit oplevert is voor de provincie.
Naast het tarief hebben mutaties in het wagenpark effect op de totale opbrengst van de opcenten. De mutaties zijn te onderscheiden in volume-effect, gewichtseffect en effect van de milieubelasting van de auto.

Door het Rijk wordt elk jaar het maximumniveau van de opcentenheffing vastgesteld. De provincie bepaalt zelf in hoeverre zij de vrije capaciteit (verschil wettelijk maximum -/- provinciaal opcententarief) wil benutten. De datum waarop provincies hun opcenten kunnen wijzigen is met ingang van 1 januari van enig jaar.
De MRB-raming is in de begroting 2023 vastgesteld op € 285,0 mln. De uiteindelijke jaaropbrengst bedraagt € 282,1 mln. wat een nadelig resultaat inhoudt van 1,0 %. 

Eind 2023 stonden in Noord-Brabant ruim 1.507.000 (eind 2022 1.467.000) personenauto’s geregistreerd en ruim 111.000 (eind 2022 122.000) motoren. Er is sprake geweest van een lichte autonome groei van het wagenpark. Echter de capaciteit waarbij ook wordt gekeken naar het gewicht van auto’s is niet gestegen, waardoor de geraamde opbrengst niet is gerealiseerd.

Provinciale lastendruk m.b.t. opcenten motorrijtuigenbelasting
Het door het Rijk vastgestelde maximale opcententarief is per 1 januari 2023 wettelijk bepaald op 125,8 opcenten en wordt jaarlijks geïndexeerd.
In de heffingsverordening opcenten Motorrijtuigenbelasting is voor 2023 het tarief vastgesteld op 80,8 opcenten (PS 41/22).
In onderstaande tabel is een vergelijking opgenomen van de vastgestelde opcententarieven van alle provincies.

Provincie  Vastgesteld tarief per 1 jan 2023 Onbenutte belastingcapaciteit
uitgedrukt in percentages
per 1 januari 2023
Groningen 95,7 23,9%
Zuid-Holland 95,7 23,9%
Gelderland 93,0 26,1%
Drenthe 92,0 26,9%
Fryslán 87,0 30,8%
Zeeland 82,3 34,6%
Flevoland 82,2 34,7%
Noord-Brabant 80,8 35,8%
Limburg 80,6 35,9%
Overijssel 79,9 36,5%
Utrecht 79,4 36,9%
Noord-Holland 67,9 46,0%
     
Gemiddeld tarief 84,7  
Maximaal tarief 125,8  

 

In de rangorde van opcentenheffing van hoog naar laag komt de provincie Noord-Brabant uit op een 8e plaats. In 2023 is de lastendruk m.b.t. de opcenten op de motorrijtuigenbelasting in relatieve zin onder het landelijk gemiddelde gebleven. 

Onbenutte belastingcapaciteit
De onbenutte belastingcapaciteit is het verschil tussen de theoretische opbrengst op basis van het wettelijk vastgestelde maximumtarief en de opbrengst gebaseerd op het tarief van de provincie.
De onbenutte belastingcapaciteit bedraagt rekening houdend met het maximale tarief van 125,8 opcenten voor het jaar 2023 ca € 157,1 mln.

Grondwaterheffing

Terug naar navigatie - Grondwaterheffing

De grondwaterheffing wordt geheven over de hoeveelheid onttrokken grondwater. De 
bestedingsmogelijkheden van de heffing zijn limitatief in de Waterwet opgenomen, namelijk kosten van onderzoek, metingen en schadevergoedingen in verband met de onttrekking van grondwater. De financiële verantwoording verloopt via de voorziening grondwaterheffing. Voor 2023 komen de inkomsten grondwaterheffing uit op € 4,1 mln.
De heffing heeft in 2023 plaatsgevonden op grond van de Verordening grondwaterheffing Noord-Brabant. De baten uit de grondwaterheffing zijn in de jaarstukken 2023 opgenomen bij programma 3 - Water en bodem. 

Nazorgheffing

Terug naar navigatie - Nazorgheffing

Nazorgheffing in het kader van de Nazorgregeling Wet Milieubeheer 
 
Op grond van de Wet milieubeheer is de provincie verantwoordelijk voor de nazorg van alle stortplaatsen waar na de peildatum 1 september 1996 nog afval is/wordt gestort. Om het eeuwigdurend milieu hygiënisch beheer door de Provincie van deze stortplaatsen te verzekeren is, conform de wettelijke regeling, een Nazorgfonds (een aparte rechtspersoon) ingesteld. 
De exploitant van een stortplaats die onder deze wettelijke regeling valt, moet een nazorgplan opstellen en dat voorleggen aan de provincie. Op basis van het nazorgplan wordt een doelvermogen bepaald. Om het doelvermogen op te bouwen wordt aan de stortplaatsbeheerder een heffing opgelegd die in het fonds wordt gestort. Hiermee is in april 2000 een start gemaakt. 
De heffing vindt plaats op grond van de vastgestelde verordening Nazorgheffing Noord-Brabant die door Provinciale Staten voor het laatst is gewijzigd op 25 februari 2011 (Statenvoorstel 86/11). 
Op grond van de Wet milieubeheer is de opbrengst van de nazorgheffing uitsluitend bestemd voor de uitvoering van de nazorg van gesloten stortplaatsen. 
De provincie fungeert als ontvanger voor het Nazorgfonds. De gelden worden belegd in externe fondsen, conform het door het Algemeen bestuur van het Nazorgfonds vastgestelde beleggingsstatuut. De beleggingsresultaten worden tot aan het moment van feitelijke sluiting van de stortplaats verrekend met de door de exploitanten te betalen heffingen. Het Nazorgfonds heeft een eigen begroting en jaarrekening die door het Algemeen bestuur van het fonds worden vastgesteld. 
 
Op dit moment zijn er in Brabant negen stortplaatsen, waarvan één baggerspeciedepot, waarop de wettelijke regeling van toepassing is: 
 
1. De Kragge, Bergen op Zoom 
2. Gulbergen, Nuenen 
3. Spinder, Tilburg 
4. Meerendonk, ‘s-Hertogenbosch 
5. Zevenbergen 
6. Haps 
7. Vlagheide, Schijndel 
8. Nyrstar, Budel 
9. Baggerdepot Dintelsas 

In 2014 is een definitieve afrekening gemaakt voor de stortplaatsen Nyrstar en Dintelsas. Deze zijn toen gesloten. De provincie voert daar de nazorg uit en draagt ook het financieel risico. Voor wat betreft de overige, nog niet gesloten, stortplaatsen zijn de nazorgheffingen gestort in het Nazorgfonds en is er voldoende zekerstelling aanwezig. Bij sluiting zal op basis van een definitief nazorgplan een definitieve afrekening worden opgemaakt. 
Provinciale Staten zijn op 11 juni 2019 geïnformeerd over de uitvoering van de Asset Liability Management (ALM) studie Nazorgfonds voor de stortplaatsen in de Provincie Noord-Brabant. Omdat er mogelijke kansrijke opties zijn die de kosten van de nazorg in de toekomst zouden kunnen beperken, hebben de provincie en de vergunninghouders een overeenkomst gesloten om hier gedurende vier jaren, in aanloop naar de nieuwe ALM studie in 2023, diepgaand onderzoek naar te doen. Onderdeel van deze overeenkomst is dat, zo lang het onderzoek loopt, de vergunninghouders de stortplaatsen nog niet voor de eeuwigdurende nazorg overdragen aan de provincie en dus zelf risicodragend blijven. Tegelijkertijd legt de provincie geen nieuwe aanslag op, zolang de vergunninghouders deel blijven nemen aan het onderzoek. Dit uitstel geeft exploitanten de tijd om samen met de provincie te kijken naar ontwikkelingen die mogelijk kunnen bijdragen aan een verlaging van het benodigde doelvermogen. Ook kan onderzocht worden of op de stortplaatsen nieuwe inkomsten te genereren zijn middels hergebruik. Bijvoorbeeld door het vestigen van een zonnepark. 
Na het sluiten van de hierboven bedoelde overeenkomst hebben wij meermalen overleg gevoerd met de vergunninghouders. Hieruit is gebleken dat het onderbouwen van aanwezige haalbare alternatieven nog niet de gewenste resultaten opleveren. Provinciale Staten zijn hierover laatstelijk geïnformeerd op 14 december 2021. 
Als vervolg op de ALM-studie van 2019 en het uitblijven van onderzoeksresultaten hebben partijen gezamenlijk een onafhankelijke Proces Manager aangesteld. De onafhankelijke Proces Manager heeft een door partijen gedragen plan van aanpak opgeleverd. Het plan van aanpak gaat uit van werkgroepen die aan de slag gaan met verschillende onderwerpen (techniek, financieel, juridisch en lobby), een ambtelijke stuurgroep en het Bestuurlijke Overleg. Zo wordt o.a. onder begeleiding van een onafhankelijke jurist in de juridische werkgroep verkend of verlenging van de huidige overeenkomst, met een looptijd tot juni 2024, noodzakelijk is. 
Tot op heden zijn er geen resultaten opgeleverd die leiden tot verlaging van de doelvermogens, zoals beoogd met het vervolg ALM-studie 2019. 
De provincie is, zoals afgesproken, in maart 2023 gestart met de eerder aangekondigde ALM-studie 2023. De uitkomsten hiervan zijn eind 2023 door Gedeputeerde staten vastgesteld. Deze uitkomsten zijn medebepalend voor besluitvorming van Gedeputeerde Staten over het verdere verloop van het proces.

Leges

Terug naar navigatie - Leges
bedragen x € 1.000
Legesopbrengsten Begroting Jaarstukken
na wijz. 2023 Realisatie 2023
Waterwet 246 144
Ontgrondingenwet 548 219
Wet algemene bepaling omgevingsrecht 730 1.243
Natuurbeschermingswet (incl. VVGB's) 2.682 1.855
Vergunningen/ontheffingen wegenverordening 186 189
Totaal 4.392 3.650

Leges waterwet

Terug naar navigatie - Leges waterwet
Leges waterwet
Onderdeel Aantal Aantal
geraamd gerealiseerd
Open bodemenergiesystemen
4.1a t/m 200.000 m3 13 7
4.1a1 t/m 500.000 m3 10 6
4.1a2 meer dan 500.000 m3 2 6
25 19
Drinkwater & industriële toepassingen
4.1b t/m 500.000 m3 0 1
4.1b1 t/m 1.000.000 m3 1 0
4.1b2 meer dan 1.000.000 m3 0 0
1 1
Totaal 26 20
Toelichting op de legesraming en –realisatie Vergunningverlening is vraag gestuurd en wijkt in principe dus altijd af van de raming. De legesaantallen en –opbrengsten blijven wat achter op de prognose.

Leges Ontgrondingenwet

Terug naar navigatie - Leges Ontgrondingenwet
Onderdeel Aantal Aantal
geraamd gerealiseerd
5.5.1a tot 15.000 m3 16 1
5.5.1b 15.001 m3 t/m 25.000 m3 5 2
5.5.1c 25.001 m3 tot 50.000 m3 4 0
5.5.1d 50.001 m3 tot 100.000 m3 3 4
5.5.1e 100.001 m3 tot 500.000 m3 1 3
5.5.1f  500.001 m3 en meer 1 0
5.5.2 wijzigen of verlengen vergunning 3 3
5.5.3 wijzigen vergunning met extra hoeveelheid specie 0 0
5.5.4 intrekken vergunning 1 0
5.5.5 machtiging ingevolge artikel 12 0 0
5.5.6 cultuurtechnische verbetering zonder specieafvoer 1 0
5.5.7 natuurprojecten zonder specieafvoer 0 0
Totaal leges ontgrondingenwet 35 13
Toelichting op de verschillen tussen raming en realisatie Vergunningverlening is vraag gestuurd en wijkt in principe dus altijd af van de raming. Het aantal vergunningen en de legesinkomsten zijn lager dan ingeschat.

Leges Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Terug naar navigatie - Leges Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Onderdeel Aantal Aantal
geraamd gerealiseerd
Bouwkosten:
5.1.1.1a lager dan € 20.000 32 33
5.1.1.1b tussen €20.000 en € 50.000 20 25
5.1.1.1c tussen €50.000 en € 100.000 15 17
5.1.1.1d tussen €100.000 en € 400.000 15 34
5.1.1.1e tussen €400.000 en € 1.000.000 9 19
5.1.1.1f tussen € 1 mln. en € 5 mln. 6 9
5.1.1.1g tussen € 5 mln. en € 25 mln. 4 1
5.1.1.1h meer dan € 25 mln. 0 1
5.1.1.2 beoordelen bodemrapport 10 5
5.1.1.3 beoordelen advies agrarische adviescommissie 0 0
5.1.1.4 toetsing ontheffing ihkv exploitatieplan 0 0
5.1.2 a-g binnenplanse ontheffing (bestemmingsplan) 17 31
5.1.3 a/c slopen / wijzigen beschermd monument 0 0
5.1.3 b/d slopen beschermd stads- & dorpsgezicht 0 0
5.1.4 slopen 0 1
5.1.5 kappen 11 6
5.1.6 a-b handelsreclame 0 0
5.1.9/10 andere en overige activiteiten 0 12
Subtotaal leges Wabo 139 194
5.1.7 Omgevingsvergunning aanhaken op Wwb, N2000 (PNB bevoegd gezag) 9 0
5.1.8 Omgevingsvergunning aanhaken op Wnb, FF-activiteiten (PNB bevoegd gezag) 10 0
Subtotaalinterne adviezen Vvgb 19 0
Totaal Wabo 158 194
Toelichting op de verschillen tussen raming en realisatie Vergunningverlening is vraag gestuurd en wijkt in principe dus altijd af van de raming. In dit geval overstijgt de daadwerkelijke realisatie de raming.

Leges Natuurbeschermingswet 2017

Terug naar navigatie - Leges Natuurbeschermingswet 2017
Onderdeel Aantal Aantal
geraamd gerealiseerd
6.1.1 Vergunningverlening gebiedsbescherming/Natura 2000 art 2.7 (vóór 2022) 0 10
6.1.1a Vergunningverlening gebiedsbescherming uitgebreide procedure 227 30
0
6.1.1.b Vergunningverlening gebiedsbescherming (gedeeltelijke) intrekking 100 29
6.1.1c Vergunningverlening intrekking 0 0
6.1.1.c Vergunningverlening omzetten PAS-melding 300 0
6.1.1.d Vergunningverlening intern salderen 0 21
6.1.3.a Ontheffingverlening onderzoek/onderwijs, opvang beschermde dieren art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 13 7
6.1.3.b Ontheffingverlening soortenbescherming t.b.v. infrastructurele werken, windmolens, ruimtelijke ontwikkeling meer dan 50 woningen art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 113 111
6.1.3.c Ontheffingverlening soortenbescherming overige aanvragen art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 217 196
6.1.3.d Ontheffingverlening soortenbescherming betrekking hebbend op belang één particuliere aanvrager art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 3 6
6.1.2 Ontheffingverlening schadebestrijding, overlastbestrijding en populatiebeheer art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 30 28
6.1.4.a Ontheffingverlening compensatie herplantplicht art 4.5 10 17
6.1.4.b Ontheffingverlening herplantplicht art 4.5 10 6
6.1.4.c Ontheffingverlening herplanttermijn art 4.5 8 1
6.1.4.d Ontheffing veilingstermijn art 8.7 verordening natuurbescherming 8 2
Toepassing restartikel 6.1.6 / 1.1
Subtotaal leges 1.039 464
Verklaringen van geen bezwaar WNB
6.1.1 Vergunningverlening gebiedsbescherming/Natura 2000 art. 2.7 36 0
6.1.1a Vergunningverlening gebiedsbescherming nieuwe vergunning 0 0
6.1.1b Vergunningverlening gebiedsbescherming wijzigingsvergunning 0 4
6.1.1c Vergunningverlening gebiedsbescherming volledige intrekking 0 0
6.1.3.b Ontheffingverlening soortenbescherming t.b.v. infrastructurele werken, windmolens, ruimtelijke ontwikkeling meer dan 50 woningen art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 3 0
6.1.3.c Ontheffingverlening soortenbescherming overige aanvragen art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 10 2
6.1.3.d Ontheffingverlening soortenbescherming betrekking hebbend op belang één particuliere aanvrager art 3.3/3.4/3.8/3.9/3.10 2 1
Subtotaal Vvgb's WNB 51 7
Totaal leges Natuurbeschermingswet en Vvgb 1.090 471
Toelichting op de verschillen tussen raming en realisatie Zowel het aantal vergunningen gebiedsbescherming en als gevolg hiervan ook de legesinkomsten blijft significant achter op de ramingen. Dit heeft uiteraard alles te maken met de stikstofproblematiek waardoor vergunningverlening bemoeilijkt werd. Het achterblijven van de vergunningverlening soortenbescherming werd veroorzaakt doordat er per vergunningverlening meer overleg nodig was waardoor er meer werkvoorraad is ontstaan.

Leges Vergunningen/ontheffingen Interim omgevingsverordening, afdeling 2.5 Infrastructuur

Terug naar navigatie - Leges Vergunningen/ontheffingen Interim omgevingsverordening, afdeling 2.5 Infrastructuur

De leges die in rekening worden gebracht voor het behandelen van aanvragen van vergunningen en ontheffingen op grond van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, afdeling 2.5 Infrastructuur en de wegenverkeerswetgeving zijn berekend op basis van de werkelijke hoeveelheid ambtelijke uren - en daaraan gekoppelde uurtarieven – die nodig zijn om een aanvraag te behandelen. Het uitgangspunt is dat kostendekkende tarieven worden gehanteerd.

Onderdeel Aantal Aantal
geraamd gerealiseerd
Ontheffing wedstrijd voertuigen meer gemeenten art. 148/10 WVW 1994 15 21
Verklaring geen bezwaar wedstrijd in één gemeente art. 148/10 WVW 1994 15 3
Ontheffing voertuig of -combinatie art. 9.1 RV, m.u.v. H5, afd. 7, 8, 10 en 11 RV (exceptionele transporten) 2.800 3.161
Ontheffing voertuig of -combinatie art. 9.1, H5, afd. 7, 8, 10 en 11 0 0
Ontheffing art. 87 RVV 1990 20 0
Vergunning art. 4, eerste lid, Verordening wegen
-  werk andere wegbeheerders 20 16
-  verkeersmaatregelen op de weg voor werken of activiteiten buiten de weg 100 118
-  kabels of leidingen 225 211
-  borden (bewegwijzering, stroken-borden, reclame, objecten, terreinen) 5 0
-  kunstobject binnen de bebouwde kom 0 0
Vergunning art. 5, eerste en tweede lid, Verordening wegen:
-  evenement (niet optocht) 15 3
-  evenement 10 5
-  voorwerpen i.v.m. particuliere bouw- of onderhoudswerken buiten de weg 0 4
-  overige activiteiten (wedstrijden zonder voertuigen, voorwerpen, stoffen) 5 1
Aanvraag niet nadrukkelijk benoemd 0 15
Totaal 3.230 3.558
Toelichting op de verschillen tussen raming en realisatie Het aantal verleende vergunning en ontheffingen in 2023 is hoger dan de geraamde aantallen 2023 en in lijn met de gerealiseerde aantallen in 2022 (3.528). Het aandeel van de ontheffingen voor exceptioneel vervoer via RDW stijgt al een aantal jaren in verband met het uitbreiden van de bevoegdheden van de RDW inzake provinciale wegen. De RDW voert deze uit en betaalt deze leges uit aan de provincie, een jaar na realisatie. Bij de andere categorieën is in het geraamde aantal rekening gehouden met de nasleep van de coronapandemie. De gerealiseerde aantallen liggen desondanks nog lager. De totale inkomsten uit leges over 2023 bedragen € 188.664 t.o.v. een raming € 186.199. In 2022 waren de inkomsten uit leges nog € 171.134. Omdat de aantallen vooral hoger zijn bij de ontheffingen RDW met een relatief laag tarief, zijn de totale inkomsten uit de leges slechts iets hoger dan geraamd.

Kostendekkendheid van de leges

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid van de leges

Bij het opstellen van de begroting is een gedetailleerde opzet gemaakt over de te verwachten uitvoeringskosten vergunningverlening. Daarbij is tevens in beeld gebracht welk type procedures legesplichtig zijn en voor welke procedures dat niet geldt. De volgende variabelen zijn van belang:

  • Het benodigd aantal uren per procedure;
  • Het uurtarief dat hierbij van toepassing is;
  • Het verwacht aantal procedures; dit zegt niets over de “kostprijs” van een procedure, maar over het totaal van de geraamde legesopbrengsten.

Aantal uren
De benodigde ureninzet wordt opgesteld in samenwerking met “inhoudelijke” experts van de omgevingsdiensten. Hierbij wordt gedoeld op experts op het gebied van de Waterwet, Ontgrondingenwet, Wabo en Wet natuurbescherming. De uren die in beeld gebracht worden hebben enkel betrekking op uren van medewerkers van de Brabantse omgevingsdiensten, daar vindt immers de uitvoering plaats. Het betreft enkel uren van medewerkers in het primaire proces. Er worden geen uren van provinciale medewerkers opgenomen in deze opzet.

Uurtarief
Bij de opzet die wordt gemaakt voor de begroting wordt gerekend met (gemiddelde) uurtarieven van de omgevingsdiensten. In deze tarieven zit een opslag voor de overhead van de omgevingsdiensten. Vanuit de provincie wordt hier geen verdere opslag aan toegevoegd.

Aantal procedures
De vergelijking tussen het geraamde aantal en gerealiseerde aantal procedures is opgenomen in de paragraaf heffingen van de provinciale jaarrekeningen. 

Kostendekkendheid legestarieven
De kosten van de opdrachten met vergunningverlening en de bijbehorende legesopbrengsten worden gedurende het jaar en gemonitord of deze in lijn liggen met de verwachting. Bij afwijkingen wordt ingezoomd op de achterliggende oorzaken. Jaarlijks worden de kengetallen voor vergunningverlening herijkt naar aanleiding van ervaringsgegevens. Ook de uurtarieven worden jaarlijks herijkt. Per saldo leidt dit tot aanpassingen van de legestarieven uit de legestabel voor het aankomende begrotingsjaar.