Nazorgheffing in het kader van de Nazorgregeling Wet Milieubeheer
Op grond van de Wet milieubeheer is de provincie verantwoordelijk voor de nazorg van alle stortplaatsen waar na de peildatum 1 september 1996 nog afval is/wordt gestort. Om het eeuwigdurend milieu hygiënisch beheer door de Provincie van deze stortplaatsen te verzekeren is, conform de wettelijke regeling, een Nazorgfonds (een aparte rechtspersoon) ingesteld.
De exploitant van een stortplaats die onder deze wettelijke regeling valt, moet een nazorgplan opstellen en dat voorleggen aan de provincie. Op basis van het nazorgplan wordt een doelvermogen bepaald. Om het doelvermogen op te bouwen wordt aan de stortplaatsbeheerder een heffing opgelegd die in het fonds wordt gestort. Hiermee is in april 2000 een start gemaakt.
De heffing vindt plaats op grond van de vastgestelde verordening Nazorgheffing Noord-Brabant die door Provinciale Staten voor het laatst is gewijzigd op 25 februari 2011 (Statenvoorstel 86/11).
Op grond van de Wet milieubeheer is de opbrengst van de nazorgheffing uitsluitend bestemd voor de uitvoering van de nazorg van gesloten stortplaatsen.
De provincie fungeert als ontvanger voor het Nazorgfonds. De gelden worden belegd in externe fondsen, conform het door het Algemeen bestuur van het Nazorgfonds vastgestelde beleggingsstatuut. De beleggingsresultaten worden tot aan het moment van feitelijke sluiting van de stortplaats verrekend met de door de exploitanten te betalen heffingen. Het Nazorgfonds heeft een eigen begroting en jaarrekening die door het Algemeen bestuur van het fonds worden vastgesteld.
Op dit moment zijn er in Brabant negen stortplaatsen, waarvan één baggerspeciedepot, waarop de wettelijke regeling van toepassing is:
- De Kragge, Bergen op Zoom
- Gulbergen, Nuenen
- Spinder, Tilburg
- Meerendonk, ‘s-Hertogenbosch
- Zevenbergen
- Haps
- Vlagheide, Schijndel
- Nyrstar, Budel
- Baggerdepot Dintelsas
In 2014 is een definitieve afrekening gemaakt voor de stortplaatsen Nyrstar en Dintelsas. Deze zijn toen gesloten. De provincie voert daar de nazorg uit en draagt ook het financieel risico. Voor wat betreft de overige, nog niet gesloten, stortplaatsen zijn de nazorgheffingen gestort in het Nazorgfonds en is er voldoende zekerstelling aanwezig. Bij sluiting zal op basis van een definitief nazorgplan een definitieve afrekening worden opgemaakt.
Provinciale Staten zijn op 11 juni 2019 geïnformeerd over de uitvoering van de Asset Liability Management (ALM) studie Nazorgfonds voor de stortplaatsen in de Provincie Noord-Brabant. Omdat er mogelijk kansrijke opties zijn die de kosten van de nazorg in de toekomst zouden kunnen beperken, hebben de provincie en de vergunninghouders een overeenkomst gesloten om hier de komende vier jaren, in aanloop naar de nieuwe ALM studie, diepgaand onderzoek naar te doen. Onderdeel van deze overeenkomst is dat, zo lang het onderzoek loopt, de vergunninghouders de stortplaatsen nog niet voor de eeuwigdurende nazorg overdragen aan de provincie en dus zelf risicodragend blijven. Tegelijkertijd handhaaft de provincie, zolang de vergunninghouders deel blijven nemen aan het onderzoek, de rekenrente op het bestaande niveau. Dit uitstel geeft exploitanten de tijd om samen met de provincie te kijken naar ontwikkelingen die mogelijk kunnen bijdragen aan een verlaging van het benodigde doelvermogen. Ook kan onderzocht worden of op de stortplaatsen nieuwe inkomsten te genereren zijn, bijvoorbeeld door het vestigen van een zonnepark. Na het sluiten van de hierboven bedoelde overeenkomst hebben wij meermalen overleg gevoerd met de vergunninghouders. Hieruit is gebleken dat het onderbouwen van aanwezige haalbare alternatieven voor lagere doelvermogens meer tijd vraagt dan in de overeenkomst van juni 2019 is afgesproken.
Provinciale Staten zijn hierover laatstelijk geïnformeerd op 14 december 2021.
Inmiddels is het vervolg op de ALM studie van 2019 gestart met het aanstellen van een onafhankelijke Proces Manager en een bestuurlijk akkoord op het plan van aanpak.
Inmiddels zijn diverse werkgroepen, een ambtelijke stuurgroep en het Bestuurlijke Overleg onder begeleiding van de onafhankelijk procesmanager aan de slag.
Een nieuwe overeenkomst 2022 moet nog vastgesteld worden. Voor 2023 staat een nieuwe ALM studie gepland.