We gaan voor een veilig, samenhangend, robuust, betrouwbaar, schoon, stil en gezond mobiliteitssysteem dat bijdraagt aan een concurrerende en duurzame economie en mensen in staat stelt mee te doen aan de samenleving en zo bijdraagt aan de brede welvaart van Brabant.
De vraag naar mobiliteit zal naar verwachting de komende jaren alleen nog maar verder toenemen. En dat terwijl de beschikbare middelen voor de ontwikkelagenda mobiliteit fors teruglopen. Niet alleen lopen de mobiliteitsmiddelen na 2030 flink terug, ook de kosten van de projecten en opgaven lopen op. Corona, stikstof en prijsstijgingen als gevolg van de situatie in Oekraïne hebben grote impact op de ontwikkelagenda mobiliteit. De Staten zijn hierover via een statenmededeling geïnformeerd. Dat vraagt om nog scherpere keuzes en een slag dieper reserveren voor de belangrijkste opgaven. Een overzicht is opgenomen in de Programmering Mobiliteit 2023-2042.
Juist nu moeten we blijven werken aan de doorontwikkeling van het totale mobiliteitssysteem in Brabant. Dat doen we vanuit de ontwikkeling van een viertal robuuste en betrouwbare netwerken (OV-netwerk, wegennet, (snel-)fietsnetwerk en goederencorridor) die we goed met elkaar verbinden tot een samenhangend systeem. De ambities voor de verschillende netwerken zijn vastgelegd in het beleidskader Mobiliteit: Koers 2030.
In het Toekomstbeeld OV 2040 (TBOV 2040) is het beeld geschetst van het OV-netwerk (inclusief spoor) voor Zuid-Nederland. Dit is onderdeel van de mobiliteitstransitie die nodig is om de woningbouwopgave uit de verstedelijkingsakkoorden mogelijk te maken. De afspraken met de minister bij BO-MIRT 2022 worden vertaald naar de Regionale Mobiliteitsprogramma’s (RMP’s) om het geschetste eindplaatje te realiseren. De eerste stappen zijn reeds gezet met afspraken over de ontwikkeling van ’s-Hertogenbosch als (spoor-)knooppunt en voor Eindhoven als onderdeel van het MIRT-onderzoek Brainport.
Vanuit het Rijk is totaal € 7,5 miljard beschikbaar voor de versnelling van de woningbouwopgave.
Ook 2023 zal een lastig jaar worden voor de realisatie van infrastructurele projecten. Niet alleen de stikstofproblematiek (en de vertraging daardoor) maar ook de sterk gestegen prijzen en leveringszekerheid als gevolg van de situatie in Oekraïne maken de realisatie van projecten onzeker.
Het Rijk heeft een groot aantal projecten on-hold gezet (A67, A58, A2 en A50) met grote consequenties voor de bereikbaarheid van Brabant. Wilhelminakanaal en mogelijk A58 Tilburg – Eindhoven staan op de prioriteringslijst.
Bij de projecten waar de provincie direct verantwoordelijk is voor de uitvoering (N279 Veghel – Asten, reconstructie N65, N282, N629 en N631) gaan we binnen de projecten zo goed als mogelijk om met externe factoren zoals de stikstofproblematiek en gerechtelijke procedures bij RvS en daaruit voortvloeiende onzekerheid voor de projectplanningen. We zetten in op het maximaal haalbare uitvoeringstempo. Door de oplopende kosten van projecten moeten we prioriteren om tekorten in de programmering te minimaliseren. In de programmering mobiliteit is daar een eerste aanzet voor gedaan.
De huidige vertraging bij aantal grote infrastructurele (rijks)projecten bevestigt ons de keuze voor de mobiliteitstransitie. OV, mobiliteitshubs, fiets en de werkgeversaanpak vormen een belangrijk onderdeel van de toekomstige bereikbaarheid van Brabant
Een schoon, stil en gezond mobiliteitssysteem kan niet functioneren zonder goede faciliteiten voor de actieve verkeersdeelnemers: fietsers en voetgangers. In de samenwerking met onze BrabantStadpartners focussen we op de aanleg van aan een robuust netwerk van snelfietsroutes en werken we aan het optimaliseren van de keten fiets-OV. Samen met de regio’s is de Brabantse input op voor het Nationaal Toekomstbeeld Fiets 2040 opgesteld en is de basis voor vervolgafspraken in de Regionale Mobiliteitsprogramma’s.