Inleiding

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Inleiding

Samen met inwoners, bedrijven, overheden en onderzoeks- en kennisinstellingen werkt de provincie aan de energietransitie, een hoofdopgave van de Brabantse Omgevingsvisie. Brabant wil de energietransitie versnellen en bijdragen aan het verduurzamen en het vergroenen van de samenleving. Daarmee draagt de energietransitie bij aan het tegengaan van verdere klimaatverandering (mitigatie). In het bestuursakkoord ‘Samen Maken we Brabant’ is vastgelegd dat de energietransitie rechtvaardig, haalbaar en betaalbaar moet zijn. Het programma Energie richt zich op energiebesparing en verduurzaming, de opwek van hernieuwbare energiebronnen, toegankelijkheid en beschikbaarheid van energie. In 2026 zetten we ons opnieuw hiervoor in. Dit vanwege de noodzaak om:
• de doelen van 2030 te halen;
• de Brabantse economie draaiende te houden;
• de Brabander mee te laten doen aan en profiteren van de energietransitie;
• ons te verhouden tot de vele ontwikkelingen en veranderingen in de energiesector en energie- intensieve sectoren;
• energieprojecten te kunnen uitvoeren.
In de uitvoeringsagenda 2024-2027 wordt langs een drietal uitvoeringslijnen gewerkt:
1.    Uitvoeringslijn Energiebesparing en verduurzaming
Energie die je niet gebruikt, hoef je niet op te wekken en niet te transporteren. In de gebouwde omgeving, waar in Brabant 35% van het totale energieverbruik plaatsvindt, zetten wij in op het ondersteunen van gemeenten bij natuurvriendelijk isoleren. Hiervoor moeten gemeenten Soorten Management Plannen (SMP) opstellen. Ook voorzien we via verschillende duurzaamheidsloketten eigenaren van maatschappelijk vastgoed en het MKB van advies om te verduurzamen. 
2.    Hernieuwbare energie
De energie die in Brabant nodig is, willen we zoveel als mogelijk is betrekken uit hernieuwbare bronnen. In het kader van de Regionale Energie Strategie (RES), zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt over de opwek van hernieuwbare energie op land (door middel van wind en zon). Naast hernieuwbare elektriciteit onderzoeken we ook de mogelijkheden van andere hernieuwbare energiebronnen, zoals geothermie (warmte uit de diepe ondergrond), riothermie (energie uit rioolzuivering) etc. 
De provincie speelt hierbij een stimulerende rol door actief bij te dragen aan de verschillende initiatieven. Daarnaast heeft de provincie ook andere rollen. Denk hierbij aan de rol in het kader van het beschermen van de omgeving (via de Omgevingsverordening) en rollen die verband houden met bevoegd gezag, gericht op vergunningverlening (bij grootschalige opwekprojecten).
Ook heeft de provincie een rol in de warmtetransitie. De nieuwe Wet collectieve warmte (Wcw), welke inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen, geeft de provincie die mogelijkheid. In 2026 zullen we de juridische en financiële verkenning naar de mogelijke oprichting van een regionaal warmtebedrijf afronden.
3.    Energie beschikbaar en toegankelijk
Als gevolg van elektrificatie in zowel de gebouwde omgeving (bijvoorbeeld warmtepompen en opladen auto’s), de industrie en mobiliteit (elektrische voertuigen) is de vraag naar transportcapaciteit sterk gegroeid. Daar komt de decentrale opwek van elektriciteit nog bij. Dit alles leidt tot transportschaarste op het elektriciteitsnet. Samen met de Brabantse RES-regio’s, de netbeheerders TenneT en Enexis en het Rijk zetten we (als voorzitter) in het Brabantbrede Bestuurlijk Overleg Energie (BBOE) in op:
-    Het waar mogelijk versnellen van uitbreidingen van de energie-infrastructuur;
-    Het stimuleren van energy-hubs, waarmee met de bestaande transportcapaciteit de infrastructuur beter kan worden benut.
Op de langere termijn, zetten we in op het maken van (ruimtelijke) keuzes om de ruimtelijke ontwikkeling van Brabant en de energietransitie goed op elkaar af te stemmen en vanuit beide perspectieven efficiënte keuzes te maken. Voor de meer korte termijn geven we met het provinciaal Meerjarenprogramma Infrastuctuur Energie en Klimaat (pMIEK) aan waar vanuit maatschappelijk perspectief de prioriteit moet liggen als het gaat om het wegnemen van knelpunten in de energie-infrastructuur. 
Naast deze meer technische en ruimtelijke insteek, zien we de energietransitie ook als een sociaal-economische transitie. Zo willen we voorkomen dat energie voor huishoudens onbereikbaar wordt. We zetten in op een verkleining van het aantal huishoudens dat een te groot deel van het inkomen besteedt aan energie. Daarnaast willen we met praktische voorbeelden gemeenten inspireren tot burgerparticipatie bij bijvoorbeeld de ontwikkeling van grootschalige opwekprojecten.

Nadere informatie over onderstaande indicatoren Energie en aanvullende data is te vinden in de Monitor Energieagenda 2019-2030

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Wat willen we bereiken?

In 2030 realiseren we 55% minder CO2-uitstoot in Brabant ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Wat willen we bereiken? - In 2030 realiseren we 55% minder CO2-uitstoot in Brabant ten opzichte van 1990. We streven ernaar om in 2050 klimaatneutraal te zijn

In het bestuursakkoord 'Samen maken we Brabant!' zijn de CO2-doelstellingen uit de Energieagenda 2019 - 2030 verder aangescherpt: van 50% naar 55% CO2-reductie in 2030 en van 90% CO2-reductie naar klimaatneutraliteit in 2050.

Indicator:  

  • De uitstoot van energie gerelateerde CO2 in Brabant (Verplichte indicator uit BBV).

In 2030 dient de helft van de energie (elektriciteit, warmte en brandstoffen) die in Brabant gebruikt wordt, opgewekt te zijn uit hernieuwbare bronnen, voornamelijk uit Brabant

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Wat willen we bereiken? - In 2030 dient de helft van de energie (elektriciteit, warmte en brandstoffen) die in Brabant gebruikt wordt, opgewekt te zijn uit hernieuwbare bronnen, voornamelijk uit Brabant

We zetten erop in dat in 2030 de helft van de energie (elektriciteit, warmte en brandstoffen) die in Brabant gebruikt wordt, is opgewekt uit duurzame bronnen. Dit betekent dat de optelsom van opwek uit hernieuwbare energiebronnen op jaarbasis minimaal overeenkomt met 50% van het totale gebruik van warmte, elektriciteit en vaar- en voertuigbrandstoffen.

Indicatoren:

  • De ontwikkeling van het totale energieverbruik in Brabant.
    De ontwikkeling van de opwek van hernieuwbare energie in Brabant. 
    (Verplichte indicator uit BBV)
  • Totaal gevraagde vermogen voor afname op de wachtlijst bij Enexis 
  • Totaal gevraagde vermogen voor teruglevering op de wachtlijst bij Enexis 
  • Gemiddelde energiequota - Huishoudens waarbij de energierekening als aandeel van het inkomen (te) hoog is

Beleidskaders en uitvoeringsagenda's

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Beleidskaders en uitvoeringsagenda's

Inzet verbonden partijen

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Inzet verbonden partijen

het realiseren van de doelstellingen uit dit begrotingsprogramma worden onderstaande verbonden partijen ingezet:
•    Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij;
•    Energiefonds Brabant (ondergebracht BOM);
•    Innovatiefonds Brabant (ondergebracht BOM;
•    Enexis NV/ Enpuls.
Nadere informatie over verbonden partijen staat in de paragraaf Verbonden partijen.

Ontwikkelingen en onzekerheden

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Ontwikkelingen en onzekerheden

•    Congestie op het elektriciteitsnet 
Naast congestie op het hoogspannings- en middenspanningsnet, lijkt congestie op het laagspanningsnet nu ook steeds meer voor te komen binnen Brabant. Leverde het eerste beperkingen op voor aansluitingen voor nieuwe bedrijven en voorzieningen en voor verduurzaming van bestaande bedrijven en voorzieningen, congestie op het laagspanningsnet heeft consequenties voor het wel/niet aan kunnen sluiten van nieuwe woningen, laadpalen, enz. Het energiesysteem wordt de komende jaren naar verwachting randvoorwaardelijk voor veel economische / maatschappelijke ontwikkelingen en daarmee sturend in plaats van volgend. 
•    Capaciteitsclaims 
Het Rijk voorziet een steeds grotere rol voor provincies als het gaat om het versnellen van de aanleg van energieinfrastructuur en/of de bevoegdheid voor bepaalde delen van het hoogspanningsnet in relatie tot netcongestie. Dit zal, naar alle waarschijnlijkheid, leiden tot een grotere claim op provinciale capaciteit voor het voorbereiden/nemen van projectbesluiten. Deels zullen deze kosten verhaald kunnen worden bij initiatiefnemers via legesheffing of anterieure overeenkomsten.
•    Rijksmiddelen voor Klimaat en Energiebeleid 
Onzekerheid over voortzetting en hoogte van Klimaatmiddelen vanuit het rijk richting provincies en gemeenten. Deze middelen zijn op dit moment voor een substantieel deel bepalend voor de hoogte/grootte van de personele inzet vanuit de provincie op het behalen van de klimaat en energiedoelstellingen. In juli is een brief (update uitvoeringsmiddelen) van het ministerie van KGG ontvangen, waaruit blijkt dat voortzetting van de basisfinanciering t/m 2030 voorzien is vanuit middelen die beschikbaar gesteld zijn door kabinet Rutte IV in lijn met het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) uit 2021. De taken voor gemeenten en provincies op het gebied van klimaat en energie zijn echter afgelopen jaren fors toegenomen. Het is nog niet duidelijk hoeveel Provincie Noord-Brabant zal ontvangen. De middelen voor 2026 worden met de miljoenennota overgeheveld naar het Provinciefonds en vervolgens verdeeld en uitgekeerd

Wat mag het kosten?

Terug naar navigatie - Programma 6 Energie - Wat mag het kosten?
6. Energie
Bedragen x € 1.000
Realisatie
Begroting 2025
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2024
na wijz.
2026
2027
2028
2029
Lasten
Programmalasten
11.324 N
15.521 N
17.005 N
7.817 N
3.473 N
3.423 N
Toerekening organisatiekosten
5.226 N
6.324 N
7.069 N
7.069 N
3.620 N
3.620 N
Totaal Lasten
16.549 N
21.845 N
24.074 N
14.886 N
7.094 N
7.044 N
Baten
Programmabaten
6.266 V
7.708 V
5.036 V
4.811 V
0
0
Bijdrage in toerekening org. kosten
0
0
0
0
0
0
Totaal Baten
6.266 V
7.708 V
5.036 V
4.811 V
0
0
Saldo van baten en lasten
10.283 N
14.137 N
19.039 N
10.075 N
7.094 N
7.044 N
Reservemutaties
Storting in reserves
4.654 N
6.309 N
3.500 N
4.904 N
0
0
Onttrekking aan reserves
553 V
5.382 V
10.622 V
3.732 V
0
0
Resultaat incl. reservemutaties
14.385 N
15.065 N
11.916 N
11.247 N
7.094 N
7.044 N

Financiële toelichting

Lasten 

De lasten voor programma 6 Energie zijn in 2026 circa 1,5 mln. hoger dan in 2025.

Versnellen natuurinclusief isoleren (5.950 N)

Voor paragraaf 3 Versnellen van energiebesparing door isolatie van bijdrageregeling Versterking biodiversiteit en versnelling energiebesparing staat een subsidieplafond van circa € 6,5 mln. open in 2025 en 2026. In Burap-II is de lastneming vanuit deze subsidies circa € 6 mln. van 2025 naar 2026 verschoven.

Lasten gedekt vanuit specifieke uitkeringen (2.672 V)

Voor 2026 zijn voor een aantal onderwerpen gedekt vanuit specifieke uitkeringen (SPUK’s) lagere lasten geraamd dan in 2025. Het gaat onder andere over de subsidieopenstelling voor Energiehubs (1.200 V) en aanpak laadinfrastructuur 2030 (1.000 V).

Subsidie warmtenet Roosendaal (1.500 V)

In 2025 is de last genomen voor de subsidie voor warmtenet Roosendaal. In 2026 worden voor dit onderwerp geen lasten verwacht.

Baten 

Inkomsten uit specifieke uitkeringen (2.672 N)

De geraamde lasten voor 2026 voor een aantal onderwerpen gedekt vanuit SPUK’s zijn lager dan in 2025 (zie hierboven). Gelijk aan de raming van de lasten gedekt vanuit deze specifieke uitkeringen is de raming voor de inkomsten voor hetzelfde bedrag lager in 2026.