Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling

Inleiding

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Inleiding

De ambities voor doorontwikkeling van het Brabantse mobiliteitssysteem staan onder druk. De continu veranderende omgeving vragen om een hoge mate van adaptiviteit om de noodzakelijke stappen voor de 4 netwerken wegennet, OV- en fietsnetwerk, en goederencorridors te kunnen zetten. 

Tijdens het afgelopen BO-MIRT zijn afspraken gemaakt over de inzet van restbudgetten van de gepauzeerde projecten op het rijkswegennet (A2 Deil - Vught, A58 Breda – Tilburg en Galder – st.-Annabosch en A67 Leenderheide – Geldrop) als gevolg van herprioritering van het Mobiliteitsfonds voor mobiliteitspakketten om de overlast voor omwonenden te beperken, de veiligheid te vergroten en de doorstroming op het lokale wegennet te verbeteren. De aanpak van de A58 Tilburg – Eindhoven wordt als onderdeel van de Brainportdeal wel zo snel als mogelijk gestart bij voldoende budget, capaciteit en stikstofruimte. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij het Rijk. We denken mee in het zo snel als mogelijk wegnemen van de barrières in het oppakken van de uitvoering. 
Reconstructies op provinciale infrastructuur zijn na de tijdelijke stop van de vergunningverlening Natuur, al dan niet met beperkte aanpassingen, terug opgestart. In 2025 wordt o.a. de 2e fase van de reconstructie N282 Rijen - Hulten - Reeshof gerealiseerd en wordt verder gewerkt aan de N285 Noordelijke randweg Zevenbergen. De realisatiekosten van veel infraprojecten vallen door de vertraging en extra maatregelen (o.a. fasering en inzet elektrisch materieel) wel hoger uit. Voor het project N629 Oosterhout - Dongen worden nieuwe stikstofberekening gemaakt en wordt in de 1e helft van 2025 een besluit genomen over het vervolg. Voor de N279 zijn de Staten geïnformeerd over de eerste tussenresultaten van het participatietraject. Op basis hiervan wordt in 2025 de Notitie Detail en Reikwijdte opgeleverd als basis voor verdere besluitvorming.
Het OV- en het fietsnetwerk zijn belangrijk voor de mobiliteitstransitie en hard nodig voor de verstedelijkingsstrategie NOVEX stedelijk Brabant. De ambities liggen vast in het Toekomstbeeld OV 2040 (TBOV 2040) en het Brabants Toekomstbeeld Fiets (BTF). 2025 staat in het teken van een aantal belangrijke keuzes. Zo wordt nu op basis van de tracékeuze voor HOV4 Eindhoven uit 2024 een voorontwerp met kostenraming uitgewerkt gericht op een investeringsbesluit in 2025. Voor de spoorknopen Eindhoven en Bosch Centraal werken we toe naar een besluit over een voorkeursvariant. Er zal voor Bosch Centraal ook nog gezocht moeten worden naar aanvullende middelen, want de huidige varianten kunnen namelijk niet binnen het budget gerealiseerd worden.  Samen met het Rijk zijn we bezig om eind 2025 het mogelijk te maken om op bepaalde trajecten van de A67 en later de A2 en A50 bussen op de vluchtstrook te laten rijden. Deze aanpassingen zijn bedoeld om het OV rond Eindhoven betrouwbaarder te maken én om zo ook de drukte op de wegen te verminderen. 
In 2025 werken we gestaag aan de uitbreiding van het (snel-)fietsnetwerk in Brabant. Zo openen we het grootste deel van de F2 Zaltbommel – ’s-Hertogenbosch, vordert de realisatie van de F58 tussen Rijen en Breda, is gestart met de realisatie van de F629 Dongen – Oosterhout en gaan we het laatste stuk van de F270 Eindhoven-Helmond realiseren. Met de positieve uitspraak van RvS inzake de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL) is de realisatie van de route ’s-Hertogenbosch -  Waalwijk ook weer een stapje dichterbij.
Voor de doorontwikkeling van de goederencorridor is er met het ondertekenen van de bestuurs- overeenkomst voor de Herbouw Sluis II Wilhelminakanaal na jaren zicht op de realisatie van het toekomstbestendig maken van de belangrijke goederenvervoerverbinding met de haven Rotterdam. Naar aanleiding van een motie werken we nu een actieplan truckparkings uit. 
Met de stedelijke regio's zijn Meerjarige Multimodale Mobiliteitsprogramma's (MMMP's) opgesteld. Daarnaast wordt vanuit SmartwayZ.NL gewerkt aan het opstellen van een Meerjarige Multimodale Agenda (MMA) voor heel Zuid-Nederland. Deze wordt in gezamenlijkheid met alle partners opgeleverd in 2025. Via de Programmering Mobiliteit 2025-2044 is inzicht gegeven in de mobiliteitsportefeuille. De mobiliteitsopgave is onverminderd groot en de middelen beperkt. Dat vraagt voortdurend om scherpe keuzes. Daarnaast werken we een propositie uit voor Zuid-Nederland voor een beroep op deel van de € 2,5 mrd. die bij het Rijk beschikbaar is voor investeringen in de infrastructuur voor de ontsluiting van nieuwe woningbouwprojecten. Rond de zomer wordt de programmering mobiliteit geactualiseerd.

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Wat willen we bereiken?

We gaan voor een robuust en betrouwbaar mobiliteitssysteem.

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Wat willen we bereiken? - We gaan voor een robuust en betrouwbaar mobiliteitssysteem.

De (multimodale) reistijd is in 2030 in 95% van de gevallen conform de voorspelling + of – 5 minuten. 

  • De ontwikkeling van de werkelijke gerealiseerde reistijd per auto ten opzichte van de freeflow reistijd (Noord-Brabant & provinciale wegen, naar typen wegen): < vorig jaar.  

*Freeflow = reistijd buiten de spits zonder vertraging. 

O

De onzekerheid over de (termijn van) realisatie van een aantal infrastructurele projecten, zowel op het rijkswegennet als op provinciale wegen, verhogen de druk op het Brabantse mobiliteitssysteem. Het belang van de realisatie van de maatregelen op de andere modaliteiten neemt hierdoor toe. 

Wat gaan we daarvoor doen?

We gaan voor een samenhangend mobiliteitssysteem.

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Wat willen we bereiken? - We gaan voor een samenhangend mobiliteitssysteem.

Het aantal multimodale ketenverplaatsingen* in personen- en goederenvervoer in Brabant is in 2030 verdubbeld ten opzichte van 2019.

  • Ontwikkeling modal split in het personenvervoer van weg naar openbaar vervoer en fiets (absolute aantallen, Noord-Brabant): > vorig jaar
  • Ontwikkeling modal split in het goederenvervoer van weg naar spoor en water (absolute aantallen, Noord-Brabant): > vorig jaar

*Bij multimodale ketenverplaatsing is er sprake van een combinatie van meerdere (duurzame) vervoerwijzen voor één verplaatsing. Modal split houdt de verdeling in tussen modaliteiten.

G

Wat gaan we daarvoor doen?

We gaan voor mobiliteit voor iedereen.

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Wat willen we bereiken? - We gaan voor mobiliteit voor iedereen.

Onderwijs-, zorg-, werk-, recreatie-, natuur- en dagelijkse voorzieningen en sociale contacten zijn in 2030 goed bereikbaar voor iedereen. 

  • Ontwikkeling van de nabijheid van voorzieningen in verschillende type regio’s en voor verschillende type modaliteiten. 
O

Door de toenemende druk op het mobiliteitssysteem staat ook de nabijheid van voorzieningen onder druk. Met de introductie van Bravoflex per 1 januari in West-Brabant verwachten we een verbetering. Vanaf 2026 volgt Bravoflex in de andere twee concessiegebieden.

Wat gaan we daarvoor doen?

We gaan voor schone, stille en gezonde mobiliteit

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Wat willen we bereiken? - We gaan voor schone, stille en gezonde mobiliteit

We zorgen in Noord-Brabant dat de overlast van verkeer geminimaliseerd wordt door in te zetten op stille voertuigen en infrastructuur. 

  • Ontwikkeling aantal objectief geluidgehinderden waar de wettelijke geluidnormen worden overschreden (provinciale wegen): aantal < vorig jaar.
G

Wat gaan we daarvoor doen?

Ontwikkelingen en onzekerheden

Terug naar navigatie - Programma 9 Mobiliteitsontwikkeling - Ontwikkelingen en onzekerheden
  • Het pauzeren van een aantal rijkswegenprojecten en de herprioritering van het Mobiliteitsfonds heeft invloed op de bereikbaarheid van Brabant.
  • Ontwikkelingen in wet- en regelgeving rondom stikstof en vergunningverlening en personeelskosten kunnen de realisatie én de kosten van (infrastructurele) projecten beïnvloeden. 
  • Onzekerheid en vertraging in de doorlooptijden bij behandeling door de Raad van State heeft invloed op de haalbaarheid en zekerheid van de planningen van projecten. 
  • De mate van cofinanciering door Rijk en regio kan de haalbaarheid van opgaven en projecten beïnvloeden.
  • De wijze van financieren van de afspraken met de regio in het kader van de Regionale Mobiliteitsprogramma’s en de regelgeving rondom de lastneming kan het ritme van de besteding van de provinciale begroting beïnvloeden. Hierdoor kan onder- of overbesteding ontstaan in een specifiek jaar. We zijn hierin in belangrijke mate afhankelijk van (de uitvoering door) gemeenten.